OefeningenWerkwoordstijdenVervoeging van werkwoordenNaamvallenSubstantieven en lidwoordenBijvoeglijk naamwoorden
TegenstellingenVerbuigingUitgangenDe overtreffende trap De vergrotende trapComparatief en superlatief
GetallenVoornaamwoordenBijwoordenVoorzetselsVoegwoordenDuitse zinnenLijdende vorm
Vervoeging van werkwoordenWoordenschat
Oefeningen-Bijvoeglijk naamwoorden-De vergrotende trap

De vergrotende trap (comparatief) in het duits

Hierbij ga je leren hoe je van de gegeven bijvoeglijk naamwoorden de vergrotende trap gaat gebruiken. In het Nederlands en in het Duits wordt deze gevormd met het achtervoegsel -er. Dus bijvoorbeeld snel - sneller (vergrotende trap) - snelst (overtreffende trap). De Duitse taal kent hier een aantal uitzonderingen op, denk aan gut - besser of viel - mehr. Maak de zinnen compleet door op de lege spaties de juiste vervoeging in te vullen.

Oefeningen

Vorbeeld: Paul (25 Jahre) ist älter als Anna (21 Jahre). [alt]

1.) Ein Ferrari ist als ein Bus. [schnell]

2.) Anna (1,50m) ist als Lena (1,75m). [klein]

3.) Die Hauptstraße (5m) ist als die Friedrichstraße (2m). [breit]

4.) 10 Kilo Gold sind als 50 Kilo Silber. [leicht]

5.) Silber ist als Gold. [billig]

6.) Unser Auto (150 km/h) ist als das der Nachbarn (200 km/h). [langsam]

7.) Der Mann (100 kg) ist als die Frau (50 kg). [schwer]

8.) Helmut (sehr gut) ist als Helga (schlecht). [gut]

9.) Mein Vater (52 Jahre) ist als meine Mutter (49 Jahre). [alt]

10.) 1000 Meter sind als 100 Meter. [lang]

11.) Ein Apfel (1,20 Euro) ist als eine Kartoffel (0,20 Euro). [teuer]

12.) Mein Bruder (12 Jahre) ist als meine Schwester (15 Jahre). [jung]

13.) 10 Meter sind als 100 Meter. [kurz]

14.) Dieter (1,90m) ist als Manfred (1,80m). [groß]

15.) Der Mount Everest ist als die Zugspitze. [hoch]

Controleer antwoorden >>

Alle oefeningen van "Teksten"