Voorzetsels met de derde naamval

Hier voor ging het over voornaamwoorden. Nu een oefening over voorzetsels met de derde naamval , die meestal voor komen in zinnen die in de datief staan. Voorzetsels met de derde naamval zijn bijvoorbeeld aus, bei, mit, nach, seit, von, außer, zu en gegenüber. Kies het juiste voorzetsel uit de lijst. Pas op: maar één antwoord klopt. De andere voorzetsels staan niet in de derde naamval of passen niet in de context van de zin.

Oefeningen

Vorbeeld: Unser Sohn spielt mit seiner Schwester.
1.) Das ist das Auto Bruder meiner Mutter.

2.) Ich bin arbeitslos. nächsten Monat werde ich wieder arbeiten.

3.) Wir wohnen Zentrum.

4.) Wir gehen zusammen Haus.

5.) Heute ist Montag und ich bin Schule.

6.) Mein Hund sitzt Haus.

7.) Du wohnst immer noch Mutter?

8.) Ich bin krank und gehe deshalb Arzt.

9.) Wir reden Eltern.

10.) Frühling kommt der Sommer.

11.) Ich spreche Bruder.

12.) Das Buch liegt Tisch.

13.) Es regnet Tagen.

14.) Wir fahren ganzen Familie in den Zoo.

Controleer antwoorden >>

Alle oefeningen van "Teksten"